Doorgaan naar hoofdcontent

Ons gebrekkig oordeelsvermogen

Het is menselijk om soms geen goede oordelen te vellen en om geen goede beslissingen te nemen. Dit geldt trouwens niet enkel voor de morele oordelen die we maken. Ook de financiële oordelen als bijvoorbeeld de juridische oordelen die we maken kunnen niet goed zijn. Sporters, coaches, bestuurders, et cetera zijn helaas hier niet van uitgezonderd: ook zij kunnen een slecht oordeel vellen. Bijvoorbeeld indien iemand door een tekort aan kennis tot een verkeerde conclusie komt. Of denk aan een analist die een mening heeft zonder alles te weten. De vraag is echter wat onder een niet goed oordeel kan worden verstaan*.

Morele oordeelsvorming in sport en bij sportkwesties
 

Het niet juiste (morele) oordeel vs het niet goede (morele) oordeel 

Om goed te begrijpen wat je onder een goed oordeel kunt verstaan, kan het waardevol zijn om verschil te maken tussen niet juist oordelen en niet goed oordelen. In het dagelijks taalgebruik worden deze begrip vaak door elkaar gebruikt, maar er zijn goede redenen om dit niet te doen.

Om vast te stellen of iemand of jij goed oordeelt, kijk je naar het proces van oordelen. Je kunt spreken van een goed proces indien iemand zelfstandig op basis van volledige informatie (helder, aanvaardbaar, relevant en toereikend), bij volle verstand - dus niet gehinderd door enige cognitieve valkuil zoals bijvoorbeeld het toegeven aan groepsdruk - en zonder drogredenen tot een oordeel komt. Wat uiteindelijk het oordeel is, doet verder niet ter zake.

Van een juist oordeel is daarentegen sprake als het oordeel ook juist is, met andere woorden wanneer het moreel, juridisch of bijvoorbeeld financieel juist (natuurlijk afhankelijk van het soort oordeel). Je kijkt dan ook naar de inhoud van het oordeel. Het oordeel is juist indien de uitkomst is zoals het moet zijn [1].

De meerwaarde van deze tweedeling is dat het je laat inzien dat je om twee redenen het met iemand niet eens kunt zijn. Dit kan ten eerste voortkomen uit een gebrekkig oordeelsvermogen van de ander. Iemand oordeelt bijvoorbeeld over een sporter zonder alles te weten. Je kunt dan spreken van een niet goed oordeel. Maar iemand kan ook op basis van een goede afweging, dus op basis van dezelfde, volledige informatie e.d., tot een ander oordeel komen. Het oordeel is dan - in jouw ogen - niet juist. De ander heeft er goed over nagedacht, mag dan goed geïnformeerd zijn, et cetera, maar hij heeft het niet juist: je bent het niet met hem eens.

Niet goed oordelen volgens Kaptein: onvolledig oordelen

Voor een nog beter begrip van de feilbaarheid van het menselijk oordeelsvermogen - in de zin van goed oordelen - is vervolgens de indeling van Kaptein prettig. De indeling die hij gebruikt, laat zich makkelijk vertalen en terugzien in de praktijk. Onze oordelen kunnen volgens Kaptein (2011) [2] om drie redenen onvolledig, en dus niet goed, zijn, namelijk omdat we:
  1. Niet inzien – blind zijn voor – wat er precies speelt in een casus. Om te beginnen is hier sprake van als iemand niet alle ins en outs van een situatie kent maar toch een oordeel velt. Sprake is van een kennistekort. Indien dat het geval is, kun je al niet van een juist oordeel spreken. Hiervan is ook sprake als iemand niet inziet dat hij niet deugdelijk argumenteert. Daarnaast kan meer in het bijzonder vergeten worden dat iedere handelingssituatie ook een morele kant kent. Iedere keuze die je maakt zegt namelijk ook iets over wat jij goed (samen) leven vindt. Hiervoor kunnen we ook blind zijn. Ten derde kun je spreken van een bepaalde vorm van morele blindheid als je het lastig vindt om in te leven in de situatie van de ander. Pas als je iets zelf ervaart, zul je soms merken dat je oorspronkelijke houding of mening tekortschiet. Zo worden veel mensen pas donor – en ontwikkelen een duidelijke mening hierover – als iemand in zijn of haar omgeving een donororgaan nodig heeft.
  2. Niet durven te uiten wat we (in morele zin) vinden. Veel mensen vinden het lastig om het eigen (morele) oordeel dat ze hebben uit te dragen. Vaak vinden ze het zelfs al lastig om twijfel uit te spreken. Met name in groepen voelen veel mensen zich onzeker en volgen ze de groepsmening. Sprake is dan van een vorm van morele stomheid. Met name bij aanwijsbaar immoreel handelen zie je vaak dat mensen in de omgeving dit wel hadden geconstateerd maar niet hier iets van durfden te zeggen. Bang dat ze zijn voor baanverlies of gezichtsverlies of...
  3. Niet willen horen wat anderen zeggen (doofheid). Onderzoek laat zien dat mensen het lastig vinden om hun oordeel bij te stellen zelf als anderen met goede, afwijkende argumenten komen. Ze staan niet op een juiste manier open voor de ander. Met name in een hiërarchische context – neem een ervaren sporter die de mening van een beginnend topsporter aanhoort – zie je dat mensen geneigd zijn om zich af te sluiten voor kritiek. Hoe juist ook. Andersom kan trouwens ook: dat mensen juist te makkelijk luisteren naar wat anderen zeggen.
Een specifieke vorm van gebrekkig oordeelsvermogen is als iemand rationaliseert. Hier vind je meer informatie hierover. Binnen de sport kan deze menselijke neiging namelijk tot zeer vervelende uitkomsten leiden.



Noten
[1] Of dat ooit mogelijk is, wordt door sommige filosofen bestreden. Een ander vraagstuk is of een oordeel ooit goed gemaakt kan zijn terwijl de uitkomst niet de juiste zou zijn. Ruim 2000 jaar geleden betoogde Socrates reeds - zoals beschreven door Plato - dat dit niet mogelijk is.
[2] Deze indeling in (morele) doofheid, stomheid en blindheid is afkomstig van Kaptein, M., Waarom goede mensen soms de verkeerde dingen doen - 52 bespiegelingen over ethiek op het werk, Business Contact (2011). Wel is de definitie van blindheid bij Kaptein beperkter, namelijk enkel gericht op het niet inzien dat er iets moreels op het spel staat. Een verkorte, Engelstalige versie is vrij te downloaden.

* Deze bijdrage is ook verschenen op Vraagzin.nl en met toestemming ook hier gepubliceerd.

Populaire posts van deze blog

Morele dilemma´s in de sport

Omdat ik wel eens de vraag krijg wat ik allemaal bespreek of dat ik voorbeelden kan geven van morele vragen, dilemma's of ethische kwesties binnen de sport, vind je hieronder een (niet volledig) overzicht van dilemma's die ik langs heb zien komen dan wel heb besproken. In bijvoorbeeld een moreel beraad met een team of individueel. Laatste update: 27-12-2021   Ik hoop dat onderstaande lijst met voorbeelden duidelijk maakt aan welke dilemma's (*) binnen de sportwereld je kunt denken. Wil je meer weten over wat morele vragen precies zijn, dan adviseer ik je dit artikel op Vraagzin.nl te bestuderen. Voor de liefhebber: hieronder vind je allerlei morele dilemma's die om een mening vragen. Om je oordeel. Het zijn geen filosofische vragen naar de inhoud van begrippen (wat is sport, wat is sportiviteit, wat is diversiteit, et cetera). De meeste vragen heb ik trouwens als gesloten vragen voor je geformuleerd. Het zijn dus vragen die je met een ja of nee lijkt te kunnen beantwoo

Overzicht mogelijke waarden van en in de sport

Nadenken over de morele keuzes die je als sporter maakt (of als bestuurders, coach, scheidsrechter e.d.) vraagt om inzicht in wat (morele) waarden zijn. De keuzes die een sporter maakt, wordt namelijk vaak ingegeven door de waarden en normen die hij of zij belangrijk vindt. Dit heeft ermee te maken dat ethische dilemma's vaak waardeconflicten zijn (een sporter wil bijvoorbeeld én sportief zijn én wil winnen; maar kan dit altijd samengaan?). In deze post een uiteenzetting over waarden. Want wat is nu een waarde ? En welke waarden zijn er precies?   Laat ik beginnen met de definitie van ' waarde ': Een waarde is een betekenisgevend ideaal of motief wat nagestreefd wordt of moet worden (bijvoorbeeld ter uitoefening van een bepaalde professie als advocaat of arts maar ook van een sporter). Uit deze waarden (vaak positief verwoord: iets wat goed is) volgen vervolgens allerlei concrete normen (vaak negatief verwoord): iemand moet x doen, mag niet y doen, et cetera).

Argumenten tegen en voor dopinggebruik

Sommige gesprekken die ik voer gaan over doping. Een sporter, coach of bestuurder kan hierbij worstelen met verschillende vragen. In hoeverre moet ik dopinggebruik toestaan? Moet ik mijn dopinggebruik tegen een collega-sporter of mijn coach zeggen? Moet ik mijn collega-sporter aanspreken op het dopinggebruik? Moet ik mijn dopinggebruik toegeven? Moet ik het tegen mijn omgeving zeggen? Moet ik het dopinggebruik van mijn team openbaren? Een sporter, coach of bestuurder kan dus tegen allerlei vraagstukken rondom doping aanlopen. Op zo'n moment is het waardevol om helder te hebben welke argumenten voor en tegen doping er zijn. In onderstaand overzicht geef ik de meest gehoorde argumenten. Hieronder een overzicht met argumenten voor en tegen doping. Per argument lees je wat een voorstander als een tegenstander zou zeggen. Met het sterretje (*) wordt aangegeven welke kant als eerste gelezen moet worden. WEL DOPING TEGEN DOPING * 1. Vrijheid van de sporter (zichze